Toespraak
tijdens de presentatie van Een oord van bang wachten: kamp Haaren 1941-1944, 26 mei 2018
Dames en heren,

Drie jaar geleden, ook tijdens de Open dag, was ik hier voor het eerst. Kamp Haaren was mij echter al veel langer bekend, namelijk sinds het begin van de jaren negentig, toen ik aan een boek over verzetsblad Trouw werkte. Drukkers en verspreiders van Trouw hebben hier gevangengezeten. Een oprichter van het blad, Wim Speelman, is uit dit gebouw ontsnapt.
    Met het bestaan van kamp Haaren was ik dus wel bekend, maar ik was er nog nooit geweest. Tot mei 2015, toen ik voor het eerst onder de toegangspoort door reed en aan het einde van de oprijlaan dit gebouw zag staan. Die zaterdag heb ik met kippenvel op m’n armen in en rond het gebouw gelopen. Ik deed toen onderzoek naar de zogenaamde ‘23 van Trouw’: het nog altijd schimmige verhaal rond 23 verspreiders die in augustus 1944, na een vermeend ultimatum van de Sicherheitsdienst, in Vught zijn gefusilleerd. Alle drieëntwintig hebben hier vastgezeten.
    Die zaterdag, drie jaar geleden, liep ik voor mijn gevoel in het decor van mijn onderzoek rond. Ik ben gaan staan onder de vensters van de cellen waar de mannen van Trouw destijds hebben gezeten. Ik heb een rondje over de binnenplaats gelopen, waar ze zijn gelucht. Historici met minder betrekkingswaan zullen er misschien de schouders over ophalen, maar mijn fascinatie en verbeelding worden er in hoge mate door gevoed. Ik besloot mijn onderzoek naar de ‘23 van Trouw’ op te schorten en een boek over kamp Haaren te gaan schrijven.
    Dat werd, na dik zeventig jaar, ook wel eens tijd. Scheveningen, het ‘Oranje-hotel’, Amersfoort en Vught: ze zijn als detentieoorden van de jaren 40-45 staande begrippen. Maar noem 'kamp Haaren' en een wazige blik is meestal je deel. Gijzelaars vastgehouden? Maar die zaten toch in Sint-Michielsgestel? Nee, ook in Haaren, dik negenhonderd maar liefst. Tref je iemand met kennis van onze bezettingsgeschiedenis en noem je ‘kamp Haaren’, dan valt algauw de term ‘Sanatorium’, of ‘Herrengefängnis’. Want het viel daar, in Haaren, toch nogal mee? Geen wijdverbreide honger, geen kou, geen systematisch geweld. Hoeveel gevangenen zijn er eigenlijk omgekomen? Nou, twee. Niet meer.
    Beeldvorming is vaak hardnekkig, omdat die nogal eens op vooroordelen berust. ‘Haaren vakantiekamp’: ik heb het de achterliggende drie jaar diverse keren moeten horen.
Beeldvorming is vaak hardnekkig
Ook moeten lezen trouwens, tussen de regels door van weer een afwijzing op een aanvraag voor financiering van mijn boekproject. Uitgevers stonden evenmin te springen. Vanochtend, tijdens het symposium, heb ik al uiteengezet waarom we van dat vakantiekampbeeld af moeten. Haaren is een venster op een voorportaal van de holocaust geweest. Op de binnenplaats hebben joodse burgers rondgelopen, gadegeslagen door gijzelaars bij wie onmacht en onbehagen om voorrang streden. De flaptekst van het boek dat vandaag wordt gepresenteerd vermeldt: ‘terwijl gijzelaars in de zon zaten, stapten joodse gevangenen in vrachtwagens die naar Westerbork reden.’ Het is geen gelikte zin om de verkoop te stimuleren. Nee, zo wás het.
    Geen kamp dat gevangenen in grotere verwarring kon brengen dan Haaren. Vorig jaar, op deze plek, heb ik verteld over Henk Uittien, een plantkundige uit Deventer. Hij heeft hier vastgezeten omdat hij Trouw had verspreid. Uittien was één van die ‘23’. Eind juli 1944 schreef hij zijn familie een brief waarin hij vroeg geen zoetigheid meer te sturen. Anders moest hij, om een beetje toonbaar thuis te komen, nog aan de lijn gaan doen. Nog geen twee weken later stond Uittien in Vught voor het vuurpeloton. Lees zijn brief van eind juli 1944, lees de brieven van andere Trouw-jongens, van andere gevangenen, en je stuit op hoop. Die kon tot grote hoogten stijgen, om van het ene op het andere moment ontzettend vals te blijken. Van de drieduizend gevangenen die hier hebben gezeten, zijn er vijf- tot zeshonderd elders omgekomen. Haaren was een oord van de uitgestelde dood.

De toegangspoort, aan het begin van de oprijlaan.
    Dat oord is nog in tact. U ziet het vandaag met eigen ogen. Ik ben er de achterliggende drie jaar dikwijls naar toe gereden. Telkens was dat gevoel van ontzag en ontroering er, ook vanochtend weer, meteen bij de toegangspoort, aan het begin van de oprijlaan. Je kijkt naar links, dan naar rechts: op de ene pilaar het gedicht van Jan Engelman, op de andere pilaar Jezus op Maria’s schoot. Je rijdt verder; je kijkt naar voren: de blik gefixeerd op het gebouw, dat steeds groter wordt. De overvalwagens met arrestanten reden tijdens de oorlog rechtdoor naar de vooringang. Nu moet je linksaf en kom je, via de parkeerplaats, op het landweggetje terecht waar vrouwen naar hun gegijzelde echtgenoten hebben geroepen en gezwaaid.
    Maria de Quay heeft er gestaan, fiets in haar hand. Ze probeerde de blik te vangen van Jan, haar man, de latere premier. Ze miste hem, en hij haar. Maar ondertussen schiep De Quay ook vreugde in het gijzelaarsleven. In dit gebouw nam hij een geweldige gemeenschapszin waar. De geest van de eind 1941 verboden Nederlandsche Unie, waarvan hij een van de voormannen was geweest, was volgens De Quay nog springlevend. Het vervulde hem met goede hoop dat de draad van het Uniewerk, het doorbreken van de vaderlandse schotjes- en hokjesgeest, na de bevrijding weer kon worden opgepakt.
    Lydia Slager heeft ook op dat landweggetje gestaan. Ik heb het vorig jaar, vanaf deze zelfde plek, al eens verteld. Lydia Slager was de vrouw van David Slager, huisarts in Eindhoven, die in dit gebouw, anders dan De Quay, doodsbange gijzeltijden heeft beleefd. Hij was joods en vreesde wegvoering. De Quay kwam midden 1943 vrij, dook onder en bleef de resterende bezettingstijd uit Duitse handen. David Slager kwam met zijn vrouw en twee kinderen in Auschwitz terecht. Hij en zijn beide kinderen keerden terug; zijn vrouw, hun moeder, die vertwijfeld op dat landweggetje aan de oostkant van dit gebouw heeft gestaan, stierf ergens in het grensgebied van de Oekraïne en Roemenië.
    Kom, laat ons verder lopen, naar de zij-ingang van dit gebouw. Hier stapten gevangenen in vrachtwagens die naar kamp Vught reden, of naar de Wehrmachtgefängnis in Utrecht, waar tientallen gevangenen zijn berecht. De wagens reden ook, in het geval dat de gevangenen waren abgetrennt, naar kamp Amersfoort. Of naar Westerbork, want in dit gebouw hebben ook joodse gevangenen gezeten.
    We lopen naarbinnen en betreden de blauwe tegels van de lange gang die de beide vleugels van dit monumentale gebouw met elkaar verbindt. Glas-in-loodramen geven zicht op de binnenplaats. Gevangenen hebben daar ontelbare voetstappen achtergelaten. Zoals wij nu voor die glas-in-loodramen staan, wierpen in 1942 gijzelaars een blik op de binnenplaats. Dit waren de zogenaamde preventiegijzelaars, opgepakt in juli 1942 om het verzet van aanslagen te weerhouden. Een bom op een spoorweg kon ertoe leiden dat gijzelaars tegen de muur werden gezet. De dood lag hier 24 uur op de loer, maar het gijzelaarsleven was goed: voldoende eten en veel bewegingsvrijheid.
    De gijzelaars liepen hier vrij rond, dus ook over die blauwe tegels,
Lood in de ramen, lood in de schoenen
kijkend door die glas-in-loodramen. ‘We staan dan en zien met verbitterde gedachten naar buiten,’ schreef een gijzelaar later. Lood in de ramen, lood in de schoenen. Daar, op de binnenplaats, stapten gevangenen, handen op de rug en met een manslengte tussenruimte, hun luchtkwartiertje vol. Er waren ook gevangenen bij die een gele ster op hun kleren hadden, moeders, kinderen.
    Loop een rondje over de binnenplaats, kijk omhoog: eerste verdieping, tweede. Al die vensters waren indertijd dichtgemetseld, maar staande op een stoel of op een verwarmingsradiator, kijkend door het tralievenster, kon je daar beneden je medegevangenen zien lopen, en soms herkennen. Hij ook…? Het is toch niet waar…?
    Nadat je een rondje over de binnenplaats hebt gelopen, zet je je voeten weer op die blauwe plavuizen. Je blik valt op een deur waarop VERHOORKAMER staat. Hier hebben gevangenen bange uren beleefd, ja, hier is geslagen, gemarteld. Hier is geschreeuwd, gehuild. De blauwe tegels voeren je verder: naar de kapel, de dokterskamer, de ziekenzaal en – aan het einde van de gang – de aula. Hier is revueartiest Lou Bandy, die in Haaren van klagen een nare kunst maakte, door zijn medegijzelaars bijna de deur uitgekeken.
    Maar Bandy trok bij en trad uiteindelijk toch op, in de recreatiezaal, helemaal aan de andere kant van de gang, waar u dit gebouw bent binnengekomen. Bandy speelde de zaal op 15 oktober 1942 helemaal plat. Een paar uur later moesten twee gijzelaars opeens hun spullen pakken. Op de spoorbaan tussen Hengelo en Oldenzaal was een bom ontdekt. De twee werden de volgende morgen, 16 oktober 1942, gefusilleerd. Ik zei het zojuist al: de dood lag hier voortdurend op de loer.

Gereconstrueerde cel
(Foto Gerard Monté
)
    Je verlaat de blauwe tegels en gaat de trap naar de eerste verdieping op. Daar is een cel gereconstrueerd. Je gaat naar binnen, sluit de deur. Even verderop, in cel 112, heeft de Cuykse marechaussee Jan Verkoelen gezeten. Hij schreef een van de laatste brieven die Polizeigefängnis Haaren hebben verlaten. ‘Ik houd moed,’ schreef Verkoelen op 27 augustus 1944, ‘en vertrouw erop dat de dag spoedig aanbreekt dat ze hier tot mij zeggen: "ga maar naar je vrouw en kinderen".’ Die waren drie weken eerder op bezoek geweest. Dochtertje Rietje had zitten bibberen op zijn arm. ‘Dat kunt ge niet gelooven,’ schreef Verkoelen. ‘Zooiets moet men aanvoelen.’
    In zijn brief van 27 augustus 1944 vroeg Verkoelen zijn vrouw de toegestuurde eieren de volgende keer wat harder te koken, want bij de verzending was er één gebroken. Het is een van de brieven die bij mij onder de huid kruipen: de grote hoop, die zo ontzettend vals kon blijken. ‘Als ge omstreeks 11 September weer iets kunt sturen, zal ik dat fijn vinden,’ schreef Verkoelen. Maar misschien was het dan al niet meer nodig. ‘Ik zal spoedig weer thuis zijn,’ schreef Verkoelen die zeventwintigste augustus 1944. Een week later stond hij in een verstikkend volle wagon die vanuit Vught naar Duitsland reed. Hij keerde niet terug.
    Je verlaat de gereconstrueerde cel, je gaat naar huis. Je besluit een boek te schrijven. Meestal heb ik grote moeite een titel te bedenken, maar die was er nu meteen: Een oord van bang wachten. De Vriendenkring Haaren 1940-1945 is enthousiast over het boekproject en verleent alle steun. Nabestaanden dragen royaal aan de financiering bij. Gaandeweg het traject krijgt de titel van het boek, wrang genoeg, een actuele lading. Het bestaan van Gedenkplaats Haaren komt op het spel te staan. De plaats van herinnering gaat zelfs een paar maanden op slot.
    Het is hier niet de plaats om in te gaan op de politiek- bestuurlijke verwikkelingen rond dit gebouw en omliggend landgoed. Ik weet er bovendien het fijne niet van. Ik constateer alleen het volgende. Van de drie eerder genoemde detentieoorden, Scheveningen, Amersfoort en Vught, hebben de laatste twee de eervolle status van Nationaal Monument.
En daarom zeg ik, als historicus: Haaren, Noord-Babant, Nederland, let op uw zaak
In Scheveningen wordt waarschijnlijk eind dit jaar het Herinneringscentrum Oranjehotel geopend. De toekomst van Gedenkplaats Haaren is daarentegen onzeker. Amersfoort en Vught werd onlangs door de rijksoverheid elk een miljoen euro toegekend. Hier, in Haaren, moeten de dubbeltjes worden omgedraaid. Zeker, dit heeft een gegronde reden, namelijk dat dit gebouwencomplex tot 1967 een grootseminarie is geweest, vervolgens tot 2010 een dependance van een zorginstelling, die nog steeds de eigenaar is. De Gedenkplaats is hier te gast en dan past uiteraard bescheidenheid.
    Maar toch…, maar toch… Ik begon mijn verhaal met Wim Speelman, die op de eennalaatste dag van 1942 uit dit gebouw wist te ontsnappen. Hij zat vast omdat hij Vrij Nederland verspreidde, maar hij kwam hier tot het besluit een nieuwe verzetskrant op te richten: Trouw. De krant bestaat nog steeds en viert dit jaar haar 75-jarig bestaan, dat onlosmakelijk met Haaren is verbonden. Dit geldt ook voor het Englandspiel, een van de grootste mysteries van de tweede wereldoorlog. In dit gebouw hebben meer dan vijftig geheim agenten, slachtoffers van het Spiel, gevangen hebben gezeten. Vijf van hen zijn ontsnapt, drie van de ontsnapten zijn weer naar hier teruggebracht en twee van deze drie zijn een paar honderd meter buiten het prikkeldraad lafhartig doodgeschoten.

Aanbieding van het boek aan de commissaris van de koning, Wim van de Donk (rechts).
(Foto Frans Derks, Brielle)
Ook deze aangrijpende oorlogsepisode is verbonden met dit gebouw, evenals de executie van veertien gevangenen in de Loonse en Drunense duinen, vandaag precies 74 jaar geleden. En daarom is het van onschatbare waarde dat het gebouw nog steeds in oorspronkelijke gedaante bestaat. En daarom zeg ik, als historicus: Haaren, Noord-Babant, Nederland, let op uw zaak.
    Dames en heren, in Noord-Brabant, halverwege Den Bosch en Tilburg, aan de N65, staat een poort. Die is het begin van een driehonderd meter lange oprijlaan waarover in drie oorlogsjaren vierduizend gedetineerden naar een groot gebouw zijn gebracht. Over die jaren heb ik driehonderd pagina’s geschreven. Die zijn tot een boek geworden dankzij stichting Zuidelijk Historisch Contact en uitgeverij Verloren, die ik zeer dankbaar ben. Ook wil ik graag de medewerkers van de Gedenkplaats Haaren noemen, die mij altijd gastvrij hebben ontvangen en op alle mogelijke manieren hebben geholpen. Zij verrichten in dit gebouw geweldig werk. Dat gebouw, onderkomen van gijzelaarskamp en Polizeigefängnis Haaren, krijgt met het boek dat ik nu in mijn handen neem hopelijk – eindelijk – een plaats op de historische kaart van Nederland. Daartoe wil ik het boek graag meteen weer úit handen geven. En dat doe ik door het nu, met groot genoegen, aan te bieden aan de commissaris van de koning, professor Wim van de Donk.

> Mijn toespraak tijdens het symposium van 26 mei 2018
> Fotoreportage van Gerard Monté
> Synopsis van mijn boek
> Boek verschenen bij Uitgeverij Verloren
> Artikel in Trouw
> Artikelen in Brabants Dagblad: 19 januari 2018 en 28 mei 2018
> Reportage van Omroep Brabant
> Portretten van Haarense gijzelaars:
    Paul Fornerod, de man met het bruine koffertje
    Jo Juda, violist in voortdurende spanning
    Willem Wagenaar, een gijzelaar en zijn zoon
    Anton Constandse, vrijdenker in gevangenschap
    Cor Pijl en zwarte zaterdag 15 augustus 1942
    De vijftien doden van 16 oktober 1942: het verhaal van gijzelaar Hein Vrind
Print: Toespraak
bij de presentatie van <i>Een oord van bang wachten</i>

Print: Toespraak
bij de presentatie van <i>Een oord van bang wachten</i>

Bak schrijft !     |     Historicus, schrijver en redacteur Peter Bak